Als leerkracht heb je steeds het beste voor met de kinderen in je klas. Dat maakt jou en je vak zo bijzonder! Met het Passend Onderwijs van tegenwoordig is de uitdaging geworden om àlle kinderen te voorzien van het juiste onderwijsaanbod. Een flinke klus! Passend Onderwijs heeft ervoor gezorgd dat er ook meer aandacht is voor hoogbegaafdheid. Toch is er nog veel nood onder hoogbegaafde kinderen (en hun ouders), omdat deze kinderen vaak moeilijk ‘gezien’ worden in een klas. En omdat scholen worden afgerekend op hun resultaten, ligt de focus toch vooral op de ‘onderkant’. Hoogbegaafdheid is een ingewikkelde materie die specialistische begeleiding behoeft, zeker wanneer een kind dreigt vast te lopen.
In dit artikel 10 dingen die je moet weten over hoogbegaafde kinderen in jouw klas
1. Hoogbegaafde kinderen zijn thuis vaak anders dan op school
Je hebt het vast wel eens meegemaakt dat je in gesprek bent met ouders en dat ze je vertellen dat hun kind thuis zoveel meer kan dan hij op school laat zien. ‘Heb je weer zo’n stel ouders die denkt dat hun kind een Einstein is!’ Ouders vertellen dat hun kind thuis al leest en schrijft, maar op school kan hij zich amper concentreren op een taak, laat staan lezen of schrijven! Of ouders vertellen dat hun kind, dat in de klas zo ontzettend lief en sociaal is, thuis het gezin teistert met zijn gedrag. Gedrag waarbij ouders met hun handen in het haar zitten. ‘Dat ligt toch aan de opvoeding dan?’ Zeker kan dit met opvoeding te maken hebben of met hoe het kind in elkaar zit, maar de oorzaak kan zeker ook op school liggen. Verveling op school, te weinig aansluiting met ontwikkelingsgelijken of het gevoel van onveiligheid in de klas kan thuis zichtbaar worden. Bijvoorbeeld in (extreme) boze buien, depressieve gevoelens, laag zelfbeeld, faalangst, noem maar op. Als ouders je dit vertellen: voel je niet aangevallen, je schiet niet te kort! Verschillend gedrag thuis en op school is een veel voorkomend fenomeen. Het heeft te maken met de veiligheid en de uitdaging die het kind voelt om zich te laten zien. Daarom is het de kunst om in goede samenwerking met ouders er uit te laten komen wat er in zit en te onderzoeken wat het kind hiervoor nodig heeft.
2. Het is belangrijk te weten wat het didactisch niveau is van het kind
Weten wat het didactisch niveau is van een kind is de basis voor een passend lesaanbod. Bij een zwakke leerling gaat je ook uit van zijn niveau en probeer je hem een stapje verder te brengen. Bij hoogbegaafde kinderen werkt dit net zo. Ook zij hebben het nodig om een stapje verder te mogen gaan in hun ontwikkeling. Daarvoor moet je dus wel wéten wat het niveau van het kind is. Doortoetsen kan een mooie manier zijn om hier zicht op te krijgen. Kort door de bocht: pas wanneer een kind een onvoldoende haalt bij de toets, is het niveau gevonden waarop hij weer nieuwe dingen zal gaan leren. Bij sommige kinderen blijkt dan opeens hun didactisch niveau op één of meerdere vakgebieden aanzienlijk hoger te liggen dan hun kalenderleeftijd.
3. Hoogbegaafde kinderen leren sneller
Hoogbegaafde kinderen kunnen gemiddeld 4x zo snel door de stof heen. Daarom is het heel belangrijk om de lesstof top-down aan te bieden. Je weet het didactisch niveau van het kind. Werk vervolgens vanuit einddoelen (bijv. het kind moet sommen geautomatiseerd hebben tot 20). Toets vooraf en behandel alleen hiaten. Beperk bij nieuwe lesstof de herhaling. In het geval van dit voorbeeld biedt een methode vele manieren om dit bij kinderen geautomatiseerd te krijgen. Kinderen leren eerst tellen, splitsen en bus-sommen maken voordat de echte sommen aan bod komen. Een kind dat al inzicht heeft in de getallenlijn tot 100 heeft geen baat bij deze tussendoelen. Je kunt deze dus schrappen. Er blijft dan tijd over voor verrijking. Bied verrijkingsstof aan als verplicht werk en controleer dat. Anders verliest het zijn waarde, vooral voor het kind zelf. ‘Waarom moeite doen als de juf het toch nooit nakijkt?’
4. Hoogbegaafd zijn staat niet gelijk aan foutloos werken
Is het niet zo dat we tegen kinderen altijd zeggen dat ze van hun fouten kunnen leren? En is dat niet ook zo bij verrijkingswerk? Als een kind veel fouten maakt in zijn verrijkingswerk, zeg dan niet meteen dat het blijkbaar te moeilijk is en dat het beter is om te stoppen. Welk signaal geef je af als je een kind laat stoppen na het maken van (te) veel fouten? Als hij het meteen zou kunnen, zou hij niks leren. Het is juist goed dat het moeilijk is. Bedenk dat het kind nu (pas) fouten aan het maken is en tegen zijn frustratiegrenzen aanloopt. Dat is van essentieel belang om te kunnen leren. Het kind leert dat je fouten móét maken om iets nieuws te kunnen. Gun ze deze belangrijke lessen! Doe je dat niet, dan zullen ze in de toekomst moeite krijgen met het leren van echt moeilijk werk. Ze hebben dan namelijk nooit geleerd om daarmee om te gaan. Oftewel: hoogbegaafde kinderen hebben ook recht op fouten maken; het is de voorwaarde om te kunnen groeien!
5. Hoogbegaafde kinderen hebben ook instructie nodig, alleen dan kort
Hoogbegaafde kinderen hebben vaak een hele snelle verwerkingstijd. Ze zijn snel van begrip en snappen tijdens een instructie al heel gauw wat de bedoeling is. Hou daarom de instructie zo kort mogelijk. Benoem het doel en check of de kinderen weten hoe ze dit doel kunnen bereiken en met welke strategieën. Zodra ze dit door hebben, laat ze dan vooral aan de slag gaan. Voor jou ligt de uitdaging in het durven loslaten van dit kind en durven te vertrouwen dat het goed komt. Lange instructies kunnen leiden tot onrustig gedrag, dromerigheid of boze buien thuis. Dit laatste komt vaak voor bij kinderen die zich de hele dag zeer sociaal wenselijk gedragen en zo min mogelijk aandacht van de leerkracht vragen. De spanning die dat aanpassen kost, komt er dan thuis pas uit. Eenmaal instructie gehad? Dan is het toch belangrijk om ook deze kinderen in de gaten te houden. Sommige hoogbegaafde kinderen vinden het erg moeilijk om hulp te vragen en zien dat als een vorm van falen. De plek waar de instructie verwerkt wordt is ook het bekijken waard; zo zijn niet alle hoogbegaafde kinderen in staat om op de gang te werken (zie volgende punt).
6. Hoogbegaafde kinderen zijn zeer gevoelige kinderen
Hoogbegaafde kinderen zijn hoogsensitieve kinderen. Misschien heb je wel een ‘jeukerige’ of ‘zweverige’ associatie met hoogsensitiviteit. Of vind je dat hoogsensitieve kinderen (en volwassenen) zich niet zo moeten aanstellen en zich gewoon moeten aanpassen aan hoe de wereld in elkaar zit. Dan is het goed om te weten dat hoogsensitiviteit niet zweverig is. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat hoogsensitieve kinderen de wereld om hen heen veel intenser beleven. Hetgeen ze waarnemen met al hun zintuigen komt als het ware ongefilterd hun hersens binnen. Er zijn dagelijks dus veel prikkels te verwerken, zeker in een volle klas. Dat kan soms de nodige uitdagingen met zich meebrengen. Deze kinderen kun je bijvoorbeeld herkennen aan dat ze wat introverter zijn, sneller geraakt zijn of overprikkeld raken waardoor emoties heftiger zichtbaar worden. Tegelijkertijd is hoogsensitiviteit een heel mooi zijns-kenmerk van hoogbegaafden. Als deze kinderen goed in hun vel zitten kunnen ze zich goed inleven in anderen, hebben ze een sterk rechtvaardigheidsgevoel en zijn ze eerlijk en oprecht. Het kan daarom heel waardevol zijn om in het geval van ruzies ruimte te geven aan hun kijk op de situatie. Ze hebben vaak gelijk. Ook zijn ze heel gevoelig voor sfeer. Een veilige sfeer in de klas is ook voor hoogbegaafden een voorwaarde voor groei. Andersom werkt een onveilige sfeer natuurlijk ook belemmerend, waardoor het kind zich zeer gaat terugtrekken of juist snel uit balans is.
7. Hoogbegaafde kinderen zijn creatieve denkers
Dat hoogbegaafde kinderen creatieve denkers zijn is je misschien nog nooit zo opgevallen in de klas. Wellicht wél als je je herinnert wat voor vindingrijke oplossingen het kind heeft aangedragen voor een probleem of situatie? Het creatieve denken hoeft zich daarom ook niet persé te uiten in het tekenen en knutselen. Hoogbegaafde kinderen genieten ervan als ze zelf een situatie mogen analyseren, evalueren en naar aanleiding daarvan nieuwe ideeën mogen creëren. Je kunt kinderen die ruimte geven bij allerlei soorten onderwerpen die dagelijks in de klas aan bod komen. Stel dat je in de klas bezig bent met het werelddeel Europa. Voor een hoogbegaafd kind kan dan een verrijkingsopdracht als volgt zijn: analyseer de verschillen tussen arm en rijk in alle werelddelen, bedenk hoe het komt dat er een verschil zit (evalueren). Bedenk vervolgens mogelijke oplossingen voor het probleem tussen arm en rijk op basis van je bevindingen (creëren). Op deze manier bied je hogere orde denkopdrachten aan (Taxonomie van Bloom). Als je op deze manier opdrachten aanbiedt, dan zal je zien dat ze ervan gaan smullen!
8. Niet alle hoogbegaafde kinderen zijn succesvol
Misschien denk je dat een hoogbegaafd kind allemaal A scores behaalt op de toetsen, een geweldig doorzettingsvermogen heeft en ook in staat is om heel zelfstandig te werken. Dit is echter lang niet altijd het geval. In de praktijk is het zo dat hoogbegaafde kinderen vaak juist niet die hoge scores halen. Zeker als ze al een hele tijd niet uitgedaagd zijn, kunnen ze gaan onderpresteren. Er komt dan niet uit wat erin zit en op het eerste gezicht zou je niet denken dat dit kind hoogbegaafd is. Het is daarom ook de uitdaging om hoogbegaafde kinderen de juiste tools aan te leren waardoor ze wél tonen wat ze kunnen en mogen excelleren.
9. Gedrag van hoogbegaafde kinderen kan lijken op AD(H)D of autisme
Het komt regelmatig voor dat hoogbegaafde kinderen onterecht een label ADHD, ADD of een vorm van autisme krijgen. Met de kenmerken van deze stoornissen zijn leerkrachten reeds heel bekend geraakt. Hoogbegaafdheid is echter geen aandoening; dat bén je, dat héb je niet. Als leerkracht signaleer je misschien dat een kind anders is dan andere kinderen. Echter door het gebrek aan kennis over hoogbegaafdheid wordt gedrag vaak in een ander bekender ‘hokje’ geplaatst, met mogelijke misdiagnoses tot gevolg. Het is goed om te beseffen dat veel gedrag dat lijkt op bepaalde stoornissen vaak een uiting is van frustratie, doordat bijvoorbeeld het leeraanbod niet overeenkomt met wat het hoogbegaafde kind nodig heeft of doordat hij zich onveilig voelt in de klas. Zo’n kind dat dit gedrag laat zien zit dus niet goed in zijn vel en heeft hulp nodig! Opvallend (onaangepast) gedrag zal verdwijnen wanneer een hoogbegaafd kind aangeboden krijgt wat hij nodig heeft. Wees dus voorzichtig met het labelen van een kind (in je hoofd). Want eigenlijk heb je het kind dan al beoordeeld / veroordeeld. En waar veroordeling begint, stopt de waarneming.
10. De sociale en emotionele ontwikkeling moet juist geïnterpreteerd worden
Hoogbegaafde kinderen lopen vaak voor op hun leeftijdsgenoten in sociale en/of emotionele ontwikkeling. Ze spelen vaker alleen of niet op de manier zoals je dat gewend bent van andere kinderen. Bovendien gaan ze pas spelen als hun leerhonger voldoende gestild wordt. Ook hebben hoogbegaafde kinderen maar zelden ontwikkelingsgelijken in de klas. Door al deze factoren ervaren ze nauwelijks aansluiting bij klasgenootjes. Vaak wordt er dan door een leerkracht gezegd dat het hoogbegaafde kind sociaal en emotioneel achter loopt op de rest van de klas. Dit wordt regelmatig als argument gebruikt om niet te versnellen, terwijl dit juist een omgeving zou kunnen bieden met meer aansluiting op sociaal en emotioneel vlak.